Vink
"Opgewekt als een vink" wordt nogal eens gezegd van een persoon met een vrolijk karakter en een zorgeloze levensstijl. Maar de Vink als voorbeeld stellen voor opgewektheid?
Deze vogel is eerder twistziek, met een heersersnatuur die gekenmerkt is door jaloersheid en een uitgesproken drang tot eigendomsrecht. Zijn faam als zanger wordt gevestigd door het mannetje. Zijn zang is een luidruchtige aangelegenheid en begint langzaam, neemt in snelheid toe en eindigt gewoonlijk met een krachtig finaal tierlantijntje. De zang varieert in feite van vogel tot vogel sterk en er zijn zelfs verschillende dialecten te onderscheiden. Het gehele lied duurt doorgaans ca 4-5 seconden, maar wordt vijf tot tic" per minuut herhaald. De alarmroep is een luid, doordringend "pink, pink, pink'.
Kenmerken, het is een vogel (1 Sein) met dubbele witte vleugelband en witte buitenste staartpannen. Het mannetje heeft een wijnrode onderzijde, bovenkop, achterhals en een deel van de zijhals zijn leiblauw en het voorhoofd is zwart. Rug en schouders zijn donkerroodbruin. Het vrouwtje is bruiner en de onderzijde is licht grijsbruin, de rug olijfbruin.
Habitat: bossen en bosrijke streken met loof- en naaldbomen. Ook in parken en tuinen, langs wegen en in boomgaarden.
Voedsel: zowel plantaardig als dierlijk, overwegend zaden, vruchten en boomknoppen. Ook allerlei insecten, slakjes en kleine wormen.
Voortplanting: het broedseizoen begint in april. Het wijfje legt in het kunstig gebouwde nest gewoonlijk 4-5 lichtblauwe tot bruinachtige witte eieren, met vrijwel altijd een stippel- en streeptekening. Ze broedt ze uit in 1 1 - 1 3 dagen. Beide ouders verzorgen de jongen, die na 12-1 5 dagen uitvliegen.
Voorkomen: gedeeltelijk stand- en trekvogel. De jonge vogels trekken zuidwaarts en bereiken het Middellandse-Zeegebied.
PS. De mens heeft ondertussen ondervonden dat hij voordeel kan halen uit de driftige zangtonen van deze mooie vogel: hij "doet hem zingen volgens zijn eigen richtlijnen- het vinkenzetten zou reeds omstreeks 13 1 5 in leper van start gegaan zijn. Eertijds werden bij de "kampioenen7', die aan de zangwedstrijden deelnamen, de ogen dichtgeschroeid met een gloeiend ijzer, onder voorwendsel dat een blinde vogel nog mooier zijn hymne aan het leven zou zingen. In 1919 werd deze barbaarse traditie verboden. Tegenwoordig worden de zangvinken opgesloten in een nauwe doos-kooien, donker, zonder deur, zonder traliewerk. Iedere zondagmorgen, van april tot augustus, worden honderden kooien langsheen de stoep gezet en de competitie kan beginnen. De vinkenier verwijdert één wand van de kooi: door het binnenvallend licht denkt de vogel dat de dag aanbreekt en begint hij vurig zijn refreintje te zingen.