Schade door muizen


Muizen en jonge fruitbomen
Jonge fruitbomen zijn een paradijs voor muizen. In pas aangelegd boomgaard, vooral op voormalige landbouwgronden, kan een snelle spontane verruiging van de vegetatie optreden. Voor muizen ontstaat dan een gunstige leefomgeving, met veel voedsel en beschutting.
Muizen kunnen zich onder deze gunstige omstandigheden zeer snel voortplanten. Het “broedseizoen” loopt van midden maart tot eind september en soms zelfs tot in de winter. Ze houden geen winterslaap en het komt voor dat muizen in holletjes onder de sneeuw nog jongen krijgen.
De vrouwtjes krijgen meerdere keren per jaar jongen, met 3-8 jongen per nest bij aardmuizen en 6-13 bij veldmuizen. Jonge vrouwtjes zijn na ongeveer zes weken geslachtsrijp en kunnen later in het seizoen dus ook nog voor nakomelingen zorgen.
Binnen enkele jaren kan de populatie zo groot zijn dat er sprake is van een plaag.

Schade aan bomen
Na verloop van tijd ontstaat overbevolking en een tekort aan voedsel. De muizen zijn dan aangewezen op andere voedselbronnen. De hongerende dieren beginnen dan aan de bast en de wortels van jonge bomen te vreten. Dit noodvoedsel is echter van slechte kwaliteit, waardoor het overgrote deel van de muizen alsnog van de honger sterft.
De voedseltekorten komen vooral voor in de herfst en winter. De grootste muizensterfte vindt dan plaats in februari en maart. In de meeste gevallen wordt de schade pas later in het jaar opgemerkt, als de bomen niet meer uitlopen of gaan kwijnen. Daar waar verse muizenvraat aan boompjes zichtbaar is, is de ineenstorting van de muizenpopulatie al ingezet.
De schade aan de jonge bossen kan aanzienlijk zijn. Vaak gaat slechts een deel van de bomen dood, maar er zijn gevallen bekend dat alle bomen onherstelbaar zijn beschadigd.
Na een jaar van grote muizenschade zijn er vaak zo weinig muizen over dat het jaar daarna geen nieuwe plaag ontstaat. Over het algemeen ontstaat om de 3 à 4 jaar een piek in de populatie die slechts in enkele gevallen uitloopt tot een plaag.

Woelmuizen
Muizenvraat van jonge bomen gebeurt hoofdzakelijk door woelmuizen, in het bijzonder de veldmuis en in mindere mate de aardmuis. De woelrat, die ook tot de woelmuizenfamilie behoort, kan eveneens schade bij net aangeplante bomen veroorzaken.
Woelmuizen voeden zich met wortels, groene plantedelen en zaden van grassen en kruiden. In een enkel geval eten zij ook insecten en spinnetjes. De veldmuis leeft bij voorkeur in goed ontwaterd, kort gras- en akkerland en in wegbermen.
De aardmuis komt hoofdzakelijk voor in ruig grasland en begroeid braakland en houdt van wat vochtiger terrein.
De woelrat leeft in en om de ruig begroeide oevers van sloten en meren.
Bij voedselschaarste vreten de veldmuizen over het algemeen van de boombast en kunnen de boompjes dan vlak bij de grond ringen. Aardmuizen en woelratten hebben een voorkeur voor boomwortels. Het is hoofdzakelijk jonge aanplant van loofboomsoorten (vooral eik en populier zijn populair) die wordt aangevreten. Door de losse structuur van de bewerkte grond kan de aardmuis de wortels gemakkelijk bereiken. Dit is ook het geval wanneer er ruimte ontstaat in het plantgat, bijvoorbeeld doordat de boompjes zwabberen in de wind. Woelratten graven gangen en knagen de wortels ondergronds af.

Voorkomen van schade
Bij het voorkomen van grootschalige muizenschade is het van belang er voor te zorgen dat er geen geschikte leefomgeving voor de muizen aanwezig is. De vegetatie van bermen en andere gronden in de directe omgeving van de aanplant mag niet te ruig worden, anders worden dit potentiële bronnen voor een plaag. De boompjes zelf moeten niet in bestaande vegetatie, maar in geploegde grond worden geplant. Bij voorkeur moet de grond om de aanplant heen een aantal jaren zwart worden gehouden. Muizen hebben een grote weerstand om over onbegroeid terrein te lopen.
Verder is het belangrijk om de vestiging van natuurlijke vijanden te bevorderen. Torenvalken en uilen kunnen worden aangetrokken door het plaatsen van nestkasten. Door zitstokken in het jonge bos te zetten, worden ook andere roofvogels aangetrokken. Bovendien worden muizen bejaagd door reigers kraaien, meeuwen en eksters en diverse kleine roofdieren, zoals de vos en de wezel. Sommige roofdieren stellen zich in op muizenplagen. Velduilen bijvoorbeeld, groeperen en broeden vaak op plaatsen waar veel woelmuizen aanwezig zijn.
Chemische bestrijding is vaak zinloos, omdat bij de constatering van schade de muizenpopulatie al sterk is afgenomen. Bovendien kan deze vorm van bestrijding schadelijk zijn voor de natuurlijke vijanden van de muis.


Aardmuis

 

Woelmuis

 

Ondergrondse Woelmuis

  

Pereprachtkever (Agrilus sinuatus)

 



Deze kever heeft zich in de jaren ’80 in vlaanderen gevestigd. Daarvoor was deze soort al bekend uit de fruitteelt waar ze soms flinke schade kon aanrichten in met name perenboomgaarden. 

Waardplanten: meidoorn, sierpeer

Herkenning: De kever zelf wordt uiterst zelden waargenomen maar deze is circa 1 cm lang, langwerpig en helder groen met een sterke glans. Vandaar de bijnaam ‘juweelkever’. Meestal wordt de aantasting alleen aangetoond door de kenmerkende uitvlieggaten van de kevers in de stam. Deze zien eruit als een gekantelde D met de vlakke zijde beneden. Ook de grootte van het gat komt overeen met de gebruikte D. Deze uitvlieggaten zitten meestal op de stam, onder de eerste takaanzet en soms ook op zware takken.

 

Leefwijze: De kever vliegt in juni/juli uit en legt haar eieren in bastspleten. De jonge larve vreet zich later naar binnen en leeft daarna twee jaar onder de bast van de boom. Hierbij worden zigzaggende gangen gevreten die met het ouder worden van de larve, breder worden. Na het tweede jaar verpopt de larve zich waarna in juni de cyclus opnieuw start.

Gevolgen: Door de vraat van de keverlarve wordt de boom onder de bast geringd; daarom ook de oude naam van ‘pereringlarve’. Afhankelijk van de ernst van de aantasting uit zich dat in afgestorven takken verspreid over de kroon tot sterfte van de gehele kroon.

Bestrijding: Deze aantasting is niet goed te bestrijden omdat de larven onbereikbaar zijn. Uit de fruitteelt komt de observatie dat vitale bomen in staat zijn de aantasting te overgroeien terwijl juist de bomen die aan stress onderhevig zijn, meer risico lopen. Zowel wateroverlast als droogte worden daarbij genoemd.

Bijzonderheden: Niet alle meidoorncultivars zijn even gevoelig voor aantasting door de pereprachtkever. Zeer vatbaar zijn Crataegus media ‘Paul’s Scarlet’, Crataegus monogyna ‘Stricta’. 


 

    

Appelglasvlinder


De appelglasvlinder vliegt van eind mei tot begin augustus.
Het is een dagactieve nachtvlinder die verspreid
in vlaanderen voorkomt maar nergens een gewone soort is.
In tal van provincies ontbreekt hij geheel.

De vlinder komt graag op appelbloesem en andere bloemen
of is bij mooi weer rustend op blad of tak aan te treffen.
In rust/zonhouding heeft hij de vleugels in V-vorm opgericht
en het achterlijf omhoog.
Het vrouwtje zit met omhoog geheven achterlijf mannetjes te lokken.
Al zeer snel komen er meerdere mannetjes op af.

De eieren worden in bastgroeven gelegd van vooral appel
maar ook kers, peer en meidoorn.
De rups huist in de stam en kan massaal optreden bij een entplek of een wond.
Bij moderne tuinbouw worden de fruitbomen veelvuldig beschadigd
hetgeen gunstig is voor de appelglasvlinder.

De rups overwintert één of twee keer.
Hij leeft tussen bast en hout in vochtvervoerende gedeelten.
De gangen zijn tot 10 cm lang.
Aan het eind daarvan bevindt zich uiteindelijk de cocon en de pop.
bio bestrijding :spechten en insectenetende vogels.

 

Gestippelde houtvlinder

De gele rups met donkere stippen vreet een gang gedurende twee jaar in de lengterichting door de stam/harttak.

Deze komen vooral voor op jonge appelbomen.

De kop van de boom blijft ver achter in ontwikkeling. Verdere uitbreiding in de boomgaard moet voorkomen worden.
Bestrijding is niet eenvoudig. Zoek bij bomen waarvan de kop achterblijft de rups op en maak die dood.

Bespuitingen hebben nu geen zin. Langzaam aan wordt deze soort op steeds meer boomgaarden een probleem.

Omdat de bestrijding zo lastig is moet vanaf de allereerste aantasting de rupsen opgespoord en gedood worden.

gestippelde houtvlinder