Pruimenmot
De rupsen van de pruimenmot veroorzaken wormstekigheid bij pruimen.
De mot overwintert achter de schors of soms in de grond .
Eind mei of begin juni, na de eerste warmere dagen, zijn de net ontpopte motten in de schemering of ’s nachts te zien.
Ze zijn donkergrijs met een wit streepje langs de voorvleugels.
Dan worden ook de eerste platte, zilverachtige eitjes gelegd aan de onderzijde van de dan nog kleine pruimen.
Na een week komen kleine, roodachtige rupsjes uit de eieren.
Ze nestelen zich in de vruchten om daar het vruchtvlees wegtevreten.
Ongeveer een maand later verpoppen de rupsen zich.
Een deel verpopt zich tussen de schors, plantenresten op de grond of in de grond.
Een ander deel maakt een overwinteringscocon en ontpopt zich pas het volgende jaar.
De eerder aangevreten vruchten vallen af, wat bijdraagt aan de natuurlijke rui die ervoor zorgt dat de bomen niet te vol hangen met vruchten.
Eind juli ontpopt zich de tweede generatie motten en gaat weer eitjes leggen.
Nu nestelen de roodachtige rupsen zich in de halfrijpe vruchten, en vreten zich een weg naar het hart van de vrucht.
Bij de steen is vaak een zwarte, slijmerige substantie te zien: de uitwerpselen van de rups.
Op de aangetaste vruchten zit vaak een harsachtig druppeltje.
De rupsen verlaten na enkele weken de vruchten, verbergen zich in de bladresten of de grond onder de boom en spinnen zich in een overwinteringscocon.
De tweede generatie rupsen richt over het algemeen meer schade aan dan de eerste generatie aan het begin van de zomer.