Groene Bladsnuitkever en verwanten
Lengte 5-10 mm, april-juli.
Historie
De groene bladsnuitkever Phyllobius pomaceus is zeer moeilijk te onderscheiden van ca. 15 andere Phyllobius soorten.
Alle zijn blauw- of groenachtig met metaalachtige glans en hebben een tamelijk korte snuit met aan weerszijde een groeve voor het opbergen van de sprieten.
Dekschilden van voren met duidelijk ontwikkelde schouderhoeken.
Levenswijze
De kevers eten van bladeren van verschillende loofbomen en kruiden, zelden naaldbomen.
De larven ontwikkelen zich onderaards op boomwortels en de wortels van enige kruidachtige planten.
Veel exemplaren kunnen jonge fruitbomen doen afsterven.
Gelijkende soorten
De ca. 18 struiksnuittorren van het geslacht Polydrusus lijken zeer op Phyllobius, maar verschillen door de afgevlakte schouderhoeken van de dekschilden.
Herkenning aantasting:Bladsnuitkevers eten opvallend hoekige gaten in de bladranden op allerlei fruitplanten.
Gebeurlijk worden ook bloesems beschadigd.
Schade
Ze eten vooral aan jonge plantendelen. Eind april tot begin juni gebeurt de eierleg in de grond.
De larven leven in de grond en voeden zich met plantenwortels van mei tot eind augustus waarna ze in rust gaan.
De kevers verplaatsen zich gemakkelijk en bij storing laten zich vlug vallen.
Ze komen voor op meerdere fruitplanten.
Het is vooral op pas geplante bomen dat de schade voornaam kan zijn!.
Maatregelen
De takken kloppen met een net eronder om de gevallen kevers op te vangen.