hoogstamboomgaard

Perenras


Beurré Alexandre Lucas

 

Beurre Alexandre Lucas

Boom groeit matig en maakt slap hangend hout, later zwak. Gesteltakken schuin opwaarts, ook verticaal, deels slingerend, later hangend, goed vertakt. Vruchthout op vruchttwijgen, sporen en gebotte sporen. Vorm van de kruin hoogpiramidaal, na de snoei jaarlijks controleren, later vruchthout verjongen, vruchttwijgen niet kort snoeien, geschikt voor haagvormen.Hoogpiramidaal.

Standplaats: met voorkeur voor vrij warme, voedzame, lichte tot zware grond met voldoende vocht, niet geschikt voor koude of natte gronden.
Onderstam:Op zaailing voor alle stamlengten. Groeit op Kwee slechts matig.

Bloei:Vroeg, vorstgevoelig, bloesems aan vruchttwijgen.

kelkholte: vlak tot middeldiep, smal tot middel wijd, schotelvormig of zwakbultig, gerimpeld, dikwijls met vleeskraaltjes.

kelk: klein, half gesloten, meestal gesloten, in ondiepe vlakke kelkholte, blaadjes middel lang, smal in elkaar gedraaid, aan de basis vlezig samengegroeid.

steelholte: van vlak tot diep, smal, onregelmatig geribd, vaak fijnstralig beroest.

steel: 20-35 mm. lang, 3-4 mm. dik, houtachtig, bruin, iets gebogen, aan het einde verdikt.

schil: glad, ietsje vettig tot droog, middelmatig tot dik, middelmatig vast, schillen voor consumptie.

grondkleur: groen. Rijp: groenachtig geel tot zwak roodachtig geel.

dekkleur: indien aanwezig lichtoranje tot roodachtig oranje, als een waas, heel vaag gestreept, lenticellen talrijk, dicht, klein tot groot, roestachtig, ook groen omrand, beroesting weinig, helderbruin aan kelk en steelholte.

vruchtvlees: geelachtig wit, variërend half tot smeltend, fijnkorrelig, sappig, zacht-zoet, zwak zurig, zwak aromatisch, afhankelijk van standplaats en weersomstandigheden zeer smakelijk tot smakeloos of raapachtig. Blijft in het noorden van ons land soms knollerig/raapachtig van smaak.

klokhuis: in het midden van de vrucht zeer klein, hokken allen klein en vrij goed ontwikkeld, zeer spaarzaam met zaden bezet, welke meestal niet zijn ontwikkeld.

plukrijp: eind september - begin oktober.

Gevoelig voor: Gering voor schurft.

Bewaren:Bij natuurlijke opslag meestal tot december.

Gebruik:Grote tafelpeer voor vers gebruik.

Oorsprong:Frankrijk. Omstreeks 1870 in een bos te Blois, gelegen aan de Loire tussen Orléans en Tours, gevonden en vanaf 1874 door de gebroeders Transon in Orléans in de handel gebracht. (Bron: Deutsche Obstcabinet)
De peer is vernoemd naar de directeur van de tuinbouwschool in Reutlingen (D), Alexander Lucas



Terug