hoogstamboomgaard


Toepassing boompalen

 

Het goed toepassen van een boompaal is belangrijk voor de hergroei.

Functie boompaal:

Een pas geplante boom zal in het begin nog vrij los in de grond staan. De wortels zullen eerst moeten gaan groeien. Dit gebeurt pas wanneer de wortels niet steeds op en neer bewegen en de grond in het plantgat zich heeft gezet. Door de boom vast te zetten aan een boompaal, die op de juiste wijze is geplaatst, wordt voorkomen dat hij zal omwaaien of scheefgroeien. Dit is dus alleen nodig zolang het wortelgestel nog onvoldoende is ontwikkeld om zich op een natuurlijke manier te verankeren. Dit zal afhankelijk van verschillende factoren de eerste 2 à 3 groeiseizoenen het geval zijn.

Aantal boompalen:

Bij een licht formaat boom, onder normale omstandigheden, is één boompaal voldoende. Het gebruik van meerdere boompalen (twee of drie) kan onder bepaalde omstandigheden gewenst zijn. Bijvoorbeeld bij zwaarder plantmateriaal, niet gesnoeide kronen, op plaatsen met veel wind, bij verhoogd risico op beschadiging door vandalisme en bepaalde bodemgesteldheid.

Soort boompaal:

Ook het gebruik van lange of juist korte palen (kniepalen) is van verschillende factoren afhankelijk. Toepassing van korte palen (60 cm boven maaiveld) geeft de boom een grotere bewegingsvrijheid waardoor de vorming van trekwortels wordt gestimuleerd. De boom zal zich sneller verankeren en wordt minder windgevoelig. Voor zwaardere, lange en niet gesnoeide bomen zijn korte palen niet geschikt i.v.m. een grotere kans op scheefgroeien. De bodemgesteldheid bepaalt echter ook dat kortere palen niet in alle gevallen zijn toe te passen.
Gebruik niet verduurzaamde palen en bij voorkeur geschild hout van lariks, douglas of fijnspar. Indien de boompaal later een nieuwe functie krijgt, bijvoorbeeld afgezaagd als anti-maaischadepaal, is het beter palen van robinia of kastanje te nemen.
De meest gebruikte boompaal heeft een diameter van 10 cm.

Plaatsen boompaal:

Het verdient de voorkeur de boompaal vóór het planten in het plantgat te plaatsen. Beschadiging van het wortelgestel door het inslaan van de paal wordt hiermee voorkomen. Wanneer twee of drie boompalen bij de boom worden geplaatst, moet er tenminste één paal eerder dan de boom worden aangebracht. Bij het aanbrengen van de andere paal moet voorzichtig worden gewerkt. De boompaal wordt aan de kant van de meest heersende windrichting geplaatst (meestal zuidwest). Bij twee boompalen per boom moeten de palen aan weerszijde van de boom loodrecht op de windrichting worden geplaatst. Indien drie palen per boom worden gebruikt, moeten deze in driehoeksverband rondom de boom worden gezet.
De afstand tussen de boom en boompaal bedraagt na het vastzetten minimaal 15 cm. Bij een boom met draadkluit en bij het gebruik van meerdere palen per boom is deze afstand groter. De paal moet minimaal 30 cm in de vaste bodem onder de plantplaats (onder in het plantgat) worden aangebracht. Plaats de boompalen niet volledig verticaal, maar enigszins schuin naar buiten (van de boom af).
Door de boompaal op de juiste manier toe te passen heeft de boom vanaf het eerste moment een grotere standvastigheid. Op deze manier wordt een betere aanslag en een snellere groei gerealiseerd

Terug