Wilde Appel

 

Malus sylvestris (bot.)

 

Rosaceae – roosfamilie

Wile appel in bloei

 

De appels die we op de markt, bij de boer of in de supermarkt kopen (malus domestica), stammen allemaal af van de wilde appel. Hij is de oerplant van de bekende veredelde appelsoorten die er in de loop van de jaren door selectie en kruising  zijn verkregen. Hij wordt meestal niet hoger 10 meter en komt ook als struikvorm voor. De wilde appel hoort tot de zeldzame inheemse houtige gewassen. In België vinden we niet eens 150 exemplaren. Hij werd verdrongen door appelbomen met grotere en smaakvollere vruchten. De wilde appel vermeerdert zich moeilijk, en als er nieuwe boompjes groeien, worden zij bedreigd door vraat van edelhert en ree. Het is belangrijk om oerplanten te beschermen om van daaruit nieuwe rassen te telen. Er worden tegenwordig genen-en zaadbanken aangelegd.

 

Verspreiding

Sporadisch vinden we wilde appelbomen nog in bossen van Europa en West-Azië. Hij groeit in het laagland, middelgebergte, loofbossen, heggen, struwelen van heel Europa en Klein-Azië op vochthoudende, voedselrijke bodem in de halfschaduw.

In België vinden we enkele exemplaren ten zuiden van Leuven en in de Vlaamse Ardennen. Een kleine populatie bevindt zich ook in de Voerstreek.

Naamgeving

Het Latijnse woord malus betekent appelboom en sylvestris van het bos. Malus domestica is de naam voor onze gecultiveerde appel.

Plantkenmerken

De wilde appelboom heeft een brede, ronde, dicht vertakte kroon en twijgen met takdorens (dat zijn omgevormde korte loten).

De gezaagde bladeren staan verspreid, zijn elliptisch tot eirond en hebben een toegespitste top.. De bladeren ontluiken in de eerste helft van mei, terwijl de bloesem in de tweede helft van mei verschijnt. De geurende bloemen die aan de toppen van de kortloten zitten, staan in vlakke bloeiwijzen. De tot 5 cm lange kroonbladeren zijn wit van binnen en roodachtig aan de buitenkant. De talrijke meeldraden zijn geel.

De lang gesteelde appeltjes zijn klein, bijna kogelrond en groenachtig geel, soms met een rood wangetje. Ze zijn meestal erg zuur.

De afbladderende schors is grijsbruin en fijn gegroefd met kleine, dunne schubben.

De meeste cultuurvormen van de appel hebben meer behaarde bladeren en de vruchten zijn groter en zoeter. Oudere cultuursoorten dreigen helaas verloren te gaan omdat de markt zich op bepaalde soorten geconcentreerd heeft.

Gebruik

Al bij de Grieken en Romeinen werden wilde appel en wilde peer gecultiveerd. De Romeinen ontwikkelden de vaardigheid van het enten. In vlaanderen werden fruitbomen vaak aangeplant bij kloosters. Vanaf 1500 legde men ook kleine privé - boomgaarden aan.

De Kelten en Germanen gebruikten de kleine vruchten van de wilde appel om most te maken. Hiervoor werd het sap met honing vermengd.

Als geneeskundige plant wordt de appel beschreven in een oud Babylonisch geschrift uit de 8e eeuw v.Chr. Beroemd was de kruidentuin van koning Mardukapaliddina. Tijdens de Middeleeuwen werd de appel als geneesmiddel aanbevolen met de waarschuwing, er niet te veel van te eten. De mensen zullen dit advies graag opgevolgd hebben, want de appels van toen waren erg zuur.

De wilde appel was toen belangrijk als grondstof voor de bereiding van verjus, een zure vloeistof die gebruikt werd voor salades en om in te maken.

In Normandië maakt men van wilde appels de bekende cider. Gedestilleerd verkrijgt men calvados.

De wortels van de wilde appelboom werden vroeger gebruikt om wol te verven.

Appelhout wordt gebruikt voor draaierswerk, persen, betimmering, knopen, handvaten en meubels.

 

Symboliek

In de mythologie staat de appel voor onsterfelijkheid en eeuwige jeugd. Ook is hij de sleutel tot kennis en alwetendheid. Als we de appel doorsnijden, zien we een pentagram, symbool van de spirituele mens. De ronde vorm van de appel wordt ook in verband gebracht met die van het vrouwelijk lichaam en de aarde. Zo symboliseert de rijksappel, een ronde bol met kruis in der linkerhand van koningen en keizers, de aardse macht.

 

Mythologie

Bij de Babyloniers werd de godin Ischtar als appeldraagster vereerd, bij de Grieken was dit Aphrodite en bij de Germanen Iduna. In de Scandinavische mythologie staat de appel voor verjonging en regeneratie. De goden eten appels om tot het einde der tijden jong te blijven.

Bij de Kelten is de appelboom gewijd aan de god Abellio en aan Morrigan, een Keltische godin. Hier is de appel ook de vrucht der kennis, magie en voorspelling. De tovenaar Merlijn gaf volgens de legende les onder een appelboom. Voor de Galliërs was de appelboom net zo heilig als de eik. wintergestalte

In de Griekse mythologie heeft de godin Hera de bewaking van de gouden appels (vruchten van onsterfelijkheid) overgedragen aan drie mooie vrouwen, de Hesperiden en de de draak Ladon. Het lukt Heracles, de draak te doden en de appels uit de tuin der Hesperiden te roven.

De schone Atlanta nam aan hardloopwedstrijden met jonge mannen deel die zij altijd won. Uiteindelijk verloor zij een wedstrijd omdat haar tegenstander gouden appels uitstrooide, waardoor zij werd afgeleid.

Eris, godin van de tweedracht, gooide een appel met het opschrift ‘voor de mooiste’ in het midden van de godinnen die aanwezig zijn op een bruiloft. Er ontstond ruzie. De Trojaanse prins Paris moest bepalen aan wie de appel toekwam. Hij koos Aphrodite en ontving als dank de belofte om met de mooie Helena, dochter van Agamemnon, te mogen trouwen. Haar ontvoering was de reden voor de Trojaanse Oorlog, veroorzaakt door een twistappel.

Pomona was de Romeinse godin van de appels.

Bij de Hebreeën is de appel de vrucht van de Boom des Levens en de Boom der Kennis van Goed en Kwaad. Het is trouwens niet zeker of het hierbij om de appel, de granaatappel, de kweeappel of de vijg gaat.

 

Sprookjes

Ook in sprookjes spelen appels een belangrijke rol. In het sprookje van Vrouw Holle schudt de vlijtige Marie de rijpe appels van de boom en wordt met goud beloond.

In het sprookje van de Duivel met de drie gouden haren moet het raadsel opgelost worden, waarom de boom die gouden appels draagt, geen bladeren meer krijgt.

Sneeuwwitje wordt door een mooie rode, maar vergiftigde appel verleid.

De Gouden Vogel is het verhaal van de roof van appels uit de koninklijke tuin.

Wilhelm Tell moet een appel van het hoofd van zijn zoontje schieten.

 

Volksgebruik

In het Britse Cornwall sliepen meisjes met een appel onder hun kussen. Daarmee hoopten zij het vinden van een goede man te bevorderen. Appelbloesem wordt nog steeds gebruikt om bruiden op te sieren. In Duitsland begroef men na de geboorte van een meisje de placenta onder een appelboom. In het Zwitserse Argau plant men een appelboom als er een jongen geboren wordt, een perenboom als het een meisje is.

De appelpitten werden volgens Bretonse volksverhalen vaak gebruikt voor voorspellingen.

 

 

Kunst

Typerend voor de late Middeleeuwen zijn schilderijen waarop de Moeder Gods aan het Christuskind een appel overhandigd. Dit staat symbolisch voor de overname door Christus van de zonden der wereld, wat voor de mensheid verlossing betekent. Op veel schilderijen staan appelbomen naast de Heilige Familie, b.v. op ‘De Heilige Familie onder een appelboom’ van Rubens.
   Terug naar het begin van de bladzijde.

Wilde peer

 

Pyrus pyraster (bot.)

 

Rosaceae – rozenfamilie

bloeiende Wilde Perenboom

 

De gecultiveerde peren (pyrus communis var. sativa) die het hele jaar door op de (super)markt te koop zijn of die we in onze eigen tuin kunnen oogsten, stammen allemaal af van de wilde peer die in de bossen van het laagland en middelgebergte van Europa en West-Azië groeit. De wilde peer is zeldzaam in Nederland en Vlaanderen. Enkele exemplaren vinden we nog in Oost-Gelderland.

 

Herkomst

Oorspronkelijk stamt de de wilde peer uit Iran en Armenië, vanwaar zij via Griekenland en het Romeinse Rijk naar West-Europa kwam. In Zwitserland, Duitsland en Frankrijk vond men vruchten in paalbouwsels uit het late Neolithicum. Al toen vond er cultivering plaats door de grotere en lekkerste vruchten voor vermeerdering te gebruiken. Bij de Grieken was de cultuurpeer al 1000 jaar v.Chr. bekend. Voor hen was de peer een gift van de goden. Binnen het Romeinse Rijk was men intensief met het kweken van ca. 39 soorten bezig. 300 n.Chr. wordt voor het eerst over enten bericht.

Wilde Peer in herfsttooi

Tegenwoordig groeit de wilde peer in het laagland, middelgebergte, loofbossen, heggen en struwelen van heel Europa en Klein-Azië. Hij prefereert vochthoudende, voedselrijke bodem in de halfschaduw.

In Europa, Azië en Afrika komen er van het geslacht Pyrus ca. 20 soorten voor. Daarvan 10 in Europa tot een hoogte van 1600 m. In Noord-Amerika groeit wel de wilde appel, maar de wilde peer zoekt men daar tevergeefs. In Zuid-Duitsland is hij nog vaak te vinden in eikenloofbossen, struwelen, heggen en op zonnige hellingen met voedselrijke, meestal kalkhoudende grond. In Nederland en België komt hij bijna niet voor.

 

Plantkenmerken

De wilde peer is een vrij langzaam groeiende struik of boom die een hoogte van 20 m kan bereiken. Als solitair kan hij nog hoger worden. Onder gunstige omstandigheden bereikt hij een leeftijd van 200 jaar. Lengte- en dwarsgroeven verdelen de grijsbruine schors in kleine stukken .

De bladsteel is even lang als de bladeren zelf. Deze verschijnen eind april en zijn eivormig of rond en fijn gezaagd. De fijne beharing aan beide zijden verdwijnt gauw. Dan is de bovenzijde glanzend groen. In het najaar kleurt het loof rood, violet of geel. De bloemen die in april/mei (samen met de bladeren) verschijnen zijn wit met rode meeldraden en staan met ca. negen bij elkaar in een schermvormige bloeiwijze.

bloesem

De vruchten zijn klein en bijna kogelrond of peervormig. Het vruchtvlees is gevuld met veel groepjes steencellen, waardoor het onrijp zuur en wrang smaakt. In rijpe toestand zijn de vruchten geel, groengeel of bruingeel, een beetje hart, maar best lekker, vooral na een vriesnacht. Maar dan moet je er vlug bij zijn, want zij rotten snel.

De wilde peer vormt rijkelijk wortelopslag en kan hiermee een grote oppervlakte beslaan. Hij is al van verre van de wilde appel te onderscheiden door zijn meer open kroon, die gevormd wordt door de zijtakken van één stam, soms ook van meer stammen. Het jonge schot is lichtgrijs tot bruinachtig en draagt echte takdoorns, die centimeters lang zijn. De knoppen zijn grijs.

De boom is vorstgevoelig en groeit daarom het liefst tussen andere bomen, die hem tegen vrieskou beschermen.

 

Ziektes

De wilde peer heeft minder vaak dan de gecultiveerde peer last van vuurbrand, roest, schurft, fruitboomkanker, fruitboomspint.

vruchten

 

Gebruik

Hout van de wilde peer is nauwelijks op de markt. Het is lichter dan beuken - en eikenhout en moeilijker te splijten. Het is geschikt voor draai – en houtsnijwerk. Het wildeperenhout is ideaal voor houtverbindingen met schroeven of lijm en minder geschikt voor spijkers. Wat als perenhout verkocht wordt, stamt bijna altijd van de cultuurpeer af.

De oude Grieken vervaardigden sculpturen en speerpunten van wildeperenhout.

In Europa gebruikte men perenhout ook in de boekdrukkunst. Men maakte er zogenaamde 'drukblokken' van, waarin de letters uitgesneden werden.

Van perenhout worden linialen, tekengereedschap, machinedelen, fruit – en wijnpersen vervaardigd. Deze voorwerpen  maakt men tegenwoordig vaak van kunststof. Maar nog steeds vinden we spinnewielen, borstelruggen, keukengerei, kegels, paraplustokken, speelgoed, knopen en schroeven van perenhout. In de muziekinstrumentenindustrie maakt men van perenhout blokfluiten, mondharmonica’s en delen van piano’s en vleugels.

De vruchten van de wilde peer bevatten pectine, fruitzuren en looistoffen. Samen met appels of cultuurperen kan men er brandewijn of azijn van produceren. Siroop van wilde peren werd vroeger gebruikt tegen diarree en migraine.

Als voer voor zwijnen werden wilde peren al tijdens de Middeleeuwen gebruikt. In Duitsland werd het in 1749 verboden, om de vruchten in de bossen op te rapen of perenbomen te kappen, omdat zij belangrijk voer voor de wilde zwijnen waren. Deze gedijden door het vreten van de vitaminerijke vruchten goed en werden uiteindelijk door jagers geschoten.

De bloemen van de wilde peer worden bezocht door vele verschillende insecten.

 

Bescherming van de wilde peer

Het is erg belangrijk dat de wilde peer als bosboom niet uitsterft. In Duitsland is men bezig zaadgoed van de deze boom te verzamelen en jonge bomen te kweken, die dan in bossen uitgeplant worden.
  Terug naar het begin van de bladzijde.

Wilde pruim

(Kroosjespruim)

 

 

Prunus domestica insititia (bot.)

Rosaceae - roosfamilie

bloeiende kroosjespruim

 

Pruimen kennen we als lekkere zomervruchten die we op de (super)markt kunnen kopen of in de eigen tuin kunnen oogsten. Er zijn blauwe, gele, groene, violette en geelroze soorten en allemaal zijn ze (mits goed rijp) sappig en zoet. Het zijn gecultiveerde, veredelde soorten (Prunus domestica). De wilde pruim, waar zij van afstammen, komt alleen nog maar op enkele plaatsen voor. In Europa is het de kroosjespruim (Prunus domestica insititia) in V.S. de Amerikaanse wilde pruim(Prunus americana, Prunus subcordata, Prunus maritima).

 

Verspreiding van de Europese kroosjespruim (Prunus domestica insititia)

Volgens archeologische vondsten groeide de kroosjespruim al in het Stenen Tijdperk. Ook in Nederland zijn bij uitgravingen in Geldrop (N.-Br.) in een oude put pitten van de kroosjespruim gevonden. Hij zou vanuit de Kaukasus door de Kelten naar Europa gebracht zijn. Op leihellingen in Zuid-Duitsland (in het Zwarte Woud en rond Freiburg), langs akkers en in heggen is hij nog steeds te vinden. Op kleine schaal wordt hij op het Duitse eiland Mainau in het Bodenmeer geteeld.

De Engelse naam damask Plum (prunum damascunum) betekent pruim uit Damascus. Dit duidt er op dat wilde pruimen ook gecultiveerd werden in de oudheid rond de stad Damascus, in Engeland geïntroduceerd door de Romeinen. Dit is waarschijnlijk omdat men op het eiland pitten bij archeologische uitgravingen in Romeinse kampementen gevonden heeft.

Het is mij niet bekend dat er in Nederland of België de kroosjespruim in het wild groeit. Hij is wel bij enkele fruittelers van oude fruitrassen te koop.rijpe kroosjespruimen

 

Plantkenmerken

Kroosjespruim is een bladverliezende, middelgrote fruitboom of heester  (niet te verwisselen met sleedoorn), die in het voorjaar – voordat de bladeren verschijnen - met witte, geurende bloemen bloeit en kleine, ronde, violette vruchten draagt. De takken zijn gedoornd.

 

Amerikaanse Wilde Pruim (Prunus americana)

Hij werd in Noord-Amerika geïntroduceerd door Engelse kolonisten.

Het gaat om een forse struik met vruchten die op kersen lijken. Hij groeit aan de randen van Oregon, Californië en noordelijk Nevada en kan goed tegen extreme temperaturen. De smaak lijkt op die van veenbessen. Indianen verzamelden de rijpe vruchten om deze te drogen. Zodoende beschikten zij over een vitaminerijke wintervoorraad. De wilde pruim werd in 1843 ontdekt door Kapitein Lassen, een pionier die op weg was vanuit Oregon naar Californië. Omdat hij de vruchten lekker vond, nam hij enkele pitten mee om deze uit te zaaien. vruchten van Prunus maritima

Prunus americana

 

Pacifische of Westerse Pruim (Prunus subcordata) is een wilde pruimensoort die als brede struik of kleine boom in de VS langs canyons, op heuvels, langs rivieren en wegen en in open plekken van dennenbossen groeit. De Indiaanse Lakotastam noemde de maan in augustus ‘red plum moon’ omdat het de maand van de rijping is.

 

Prunus maritima (beach plum) is een vruchtdragende heester die langs de oostkust van de V.S. groeit.

 

Naamgeving

De naam pruim is afgeleid van het Latijnse woord prunus die teruggaat naar het Griekse woord prounos, een oude naam voor de pruimenboom. Het Latijnse woord insititia betekent voor het enten gebruikt. Dit duidt erop dat deze wilde pruimensoort gebruikt werd als onderstam voor de veredeling van cultuurpruimen.

vruchten van Prunus subcordata

Gebruik

Kroospruimen zijn rijk aan vitamine C en looizuur. Met veel suiker kan men ervan lekkere jam of gelei maken. Op alcohol wordt het pruimenjenever. Van de bladeren kan thee getrokken worden die goed is tegen hoest.

In het Zwarte Woud maakt men van de wilde pruim de Zibarte -of Zibertlibrand, een bijzondere specialiteit op het gebied van ‘pruimen-schnaps’.

Van het harde hout werden vroeger werktuigen, knopen en wandelstokken gemaakt.

Voor de Indiaanse Omahastam was de pruimenbloesem het teken dat graan, bonen en pompoen gezaaid konden worden. De Dakota -Indianen gebruikten de pruimenpitten voor spelletjes. Voor hun ‘Sun Dance Ceremony’ gebruikten de Cheyenne – Indianen takken van de wilde pruim. Van de schors maakte men een medicijn tegen hoest, nier-en blaasaandoeningen en om te desinfecteren.

Wilde Pruim is een door zijn uitgebreid wortelsysteem geschikte struik om erosie te voorkomen.

 

zibarten

zibertli-schnaps

Symboliek en volksgebruik

De wilde pruim is het symbool voor onafhankelijkheid. Het is de nationale bloem van Taiwan, vaak afgebeeld op Aziatische kunstwerken.

Volgens een Oostenrijkse sage bevrijdt een jonge man een huis van giftige slangen door takken van een ‘kriechenbaum’ (kroosjesboom) in een kring te leggen. Nadat hij het hout in brand gestoken heeft, spreekt hij bezweringen uit. De slangen kruipen van alle kanten naar het vuur toe en gaan in vlammen op.

De vrucht van de ‘zibartlibaum’ komt in veel sagen over dwergen voor.

 

Terug naar het begin van de bladzijde.

Zoete Kers

(Boskers of boskriek)

 

Prunus avium (bot.)

 

Rosaceae – Roosfamilie

Kriek in bloei

 

Kriek is een bladverliezende wilde kersenboom, die in bossen kan uitgroeien tot een hoogte van 20 m. Hij is de stamvader (of - moeder) van vele gekweekte kersensoorten en bloeit eind april met sneeuwwitte vijftallige bloemen. Hij draagt in het najaar kleine zoete kersen en prachtig rood gekleurde bladeren. Het is een schitterende bos - en parkboom.

 

Naamgeving

Prunus is het Latijnse woord voor pruim en kers die tot dezelfde familie behoren. Het toevoegsel avium betekent  geliefd bij de vogels.

kriek in herfstkleur

Verspreiding en standplaats

De kriek is inheems in heel Europa, West-Siberië, Kaukasus, Noord-Afrika en Klein-Azië. Hij groeit daar op lichte plekken in laagland en gebergte (in de Alpen tot 1700 m), in loofbossen, langs bosranden, langs wegen, in houtwallen, liefst op vochthoudende, vrij diepe voedselrijke, kalkhoudende leemgrond. Maar we komen hem ook op zandgronden tegen.

De gecultiveerde zoete kersen zijn door selectie ontstaan uit deze soort.

 

Plantkenmerken

Krieken zijn tot 25 m hoge bladverliezende loofbomen met een korte stam en een ronde kroon. Wanneer de bomen dicht bij elkaar staan, hebben zij een lange stam zonder takken en een hoge kroon. De vrij stugge takken zijn schuin naar buiten gericht of staan rechtop .

De bladeren zijn ellipsvormig en dubbelgezaagd. Aan de onderkant zijn zij dauwachtig behaard. Aan de bladsteel bevinden zich twee rode, gedeeltelijk geel gekleurde kliertjes.

De decoratieve bloemen komen tegelijk met de bladeren midden april uit. Ze staan in schermachtige bundels bijeen. De bloemen zijn langgesteeld en tweeslachtig.

bloeiende tak

Hieruit ontwikkelen zich kleine, licht - of zwartrode steenvruchten (kersen) met een gladde, bijna kogelronde pit. Het vruchtvlees is bitterzoet. De kersen zijn erg geliefd bij vogels die tevens voor verspreiding zorgen.

De schors is eerst glad, glanzend grijs of roodbruin, met dwarse stroken afbladderend, later zwartgrijs en gegroefd.

De kriek verjongt zich gemakkelijk uit zaad, maar ook door wortelopslag.

 

Gebruik

Het hout bevat zachtroze spinthout rond een oranje tot licht roodbruine kern. Het hout lijkt op mahoniehout en wordt gebruikt in de meubelindustrie en voor voorwerpen die een recht boorgat vereisen, zoals pijpen en muziekinstrumenten.

schors

Spreekwoorden

‘Vogels willen wel kersen eten, maar geen bomen planten’.

‘Met haar is het slecht kersen eten’.

‘Als ge met heren krieken eet, knippen ze met de pitjes.’

‘Eet kersen als ze geboden worden’. rijpe vruchten

 

Gebruik

Vroeger werd het hars van de kriek als middel tegen hoest gebruikt. De stelen van het fruit werden gekookt en als middel tegen verkoudheid toegepast. Van de schors bereidde men een medicijn tegen bronchitis en winderigheid. Het sap van de vruchten bevordert bloedvorming en is bloeddrukverhogend.

'Kirsch' is een alcoholische drank die de spijsvertering bevordert. Minder bekend is zijn uiterlijke toepassing bij jicht, reuma en hartklachten.

De pitten bevatten cyaanzuur, een sterk vergif. Een zakje, gevuld met  verwarmde kersenpitten, helpt tegen een stijve nek.

 

 Bescherming

Boskrieken leveren een belangrijke bijdrage aan de natuurwaarden  van het bos: het blad verteert snel en de bloemen en vruchten zijn belangrijk voor allerlei diersoorten. Ook als oude fruitsoort moet de boskriek beschermt worden.           

 

Terug naar het begin van de bladzijde.

  

Kwee

(Kweeappel, kweepeer)

 

Cydonia oblonga (bot.)

Rosaceae - roosfamilie

 

Sinds de oudheid is deze fruitboom al in cultuur. Het is een langzame groeier die vanuit de struikvorm tot een kleine boom (ca.8 m) uitgroeit. Hij heeft prachtige, zachtroze bloemen en omgekeerd eivormige, welriekende vruchten. Onder gunstige omstandigheden kan kwee 50 jaar oud worden.

 

Herkomst

Landen van oorsprong zijn West - en Centraal-Azië. Kwee werd door de Romeinen vanuit Kreta en Griekenland naar Europa gebracht. Daar waren kweeën bekend onder de naam “Mélon kydonion” wat betekent: appel uit een streek van Kreta.

In Armenië en Klein-Azië komt de kwee nog in het wild voor. Hij heeft daar kleine, gele vruchtjes. Kwee werd ca. 3000 jaar v.Chr. veredeld tot een ras met grote vruchten.

Mythologie

In het oude Griekenland was kwee het symbool voor liefde, geluk, vruchtbaarheid, wijsheid, schoonheid en eeuwigheid. In de Griekse mythologie is de kweeappel de vrucht van het noodlot, speelgoed van de goden en halfgoden. Hij was de vrucht van Aphrodite (godin van schoonheid en liefde) en Gaia (Godin van de aarde). De Trojaanse prins Paris overhandigde Aphrodite een kweeappel (de gouden appel), want hij had haar gekozen als mooiste aller godinnen. Zij  'schonk' hem als beloning de mooie Helena, waardoor de Trojaanse Oorlog veroorzaakt werd.

Een Griekse bruid hield bij haar huwelijk een kweepeer in haar hand  als symbool van haar plicht, haar echtgenoot liefde en geluk  te schenken.

Plantkenmerken

De kweebladeren zijn eivormig, ca.1-2 cm lang en viltig. Van mei tot juni bloeit  kwee met grote, decoratieve, witte tot zachtroze bloemen, die zich in september/oktober tot peer- of appelvormige, gele, iets viltige, aromatische, harde en wrange vruchten ontwikkeld hebben. Het Engelse woord quince betekent zuurpruim.

Over de bloemen zeggen de Chinezen, dat zij de “kleur der roze wolken van de schemer”hebben. De bladeren zijn vrij groot en aan de onderzijde dicht viltig behaard.

De rassen zijn zelf-fertiel, .d.w.z. zelfbestuivend. Het hebben van één ras garandeert dus al vruchtzetting. Voor de bestuiving zorgen hommels en bijen.

Planttips

Wanneer je bij een kwekerij een kwee wilt kopen, vraag dan informatie over soort, gevoeligheid voor ziektes en bevriezing, soort, vruchten, bestuiving enz., zodat je later niet voor verrassingen komt te staan. Je kunt een kwee kopen als struik, halfstam- of leiboom. Hij moet in ieder geval winterhard zijn.

Als je meerdere kweeën wilt planten, dan moeten deze 4 à 5 m uit elkaar staan. De jonge boom moet beslist aan een boompaal vastgezet worden.

Kwee houdt van luwte en zon, lichte, vochtige, iets kleiige grond. De beste planttijd is het voorjaar, omdat jonge boompjes vaak van de winterse vorstperioden te lijden hebben. Kwee mag niet te diep geplant worden. De bovenste wortel zou maar net onder de grond moeten zitten. De boomspiegel moet onkruidvrij gehouden worden. U kunt hem bedekken met mest, compost en blad  ook tegen uitdroging in de zomer en bevriezing in de winter. Voor een gezonde groei heeft kwee jaarlijks één keer organische mest nodig.  Stikstofmeststoffen kunnen schimmelziekten veroorzaken.

 

Ziektes

Kwee heeft er zelden last van. Soms komen verdrogingziekte(monilia), meeldauw, bladvalziekte en bacterievuur voor, afhankelijk van het ras. Als de herfst erg nat is, kan wel eens rot optreden. Dat is dan een kwestie van snel oogsten. Bij een droge herfst kun je de vruchten zo lang mogelijk laten hangen. Wanneer je hen met steel plukt, kunnen zij tot nieuwjaar bewaard worden.

 

Gebruik

Van de kweevruchten kun je gelei, compote, chutney, aromatische likeur en sap maken. Het sap van in honing ingelegde kweeappels noemde men vroeger “melomeli”, waaruit het ons bekende woord ‘marmelade’ ontstaan is. Rauw is het vruchtvlees hard en wrang. Pas gekookt en gezoet komt het bijzondere aroma tot zijn recht. Het witte vruchtvlees wordt dan meestal roze of rood.

De medicinale waarde van kwee werd in de oudheid hoger geschat dan die van appels. Hij werd vaak als medicijn tegen ontstekingen van de slijmvliezen gebruikt en om wonden te genezen.

De vruchten hebben een doordringende geur. Daarom is het raadzaam om hen niet bij ander fruit te leggen omdat dan alles naar kwee gaat ruiken. Je kunt hem het beste op een laagje stro apart op een luchtig plekje bewaren. tak met bloemen

 

Snoeien

Een volwassen kwee kun je na de bladval tot maart snoeien. Het gaat dan om uitdunningsnoei die je toepast om licht in de boom te brengen. Kwee vormt bloemen altijd aan de top van het voorjarige hout.

De eerste jaren bij de opkweek, zou je moeten proberen een goed gestel te laten vormen. Dit doe je door de verlengingen van de gesteltakken voor de helft terug te nemen op een naar buiten staand oog (bladknop). Je verwijdert de overtollige takken of neemt deze terug met het doel, voldoende licht en lucht in de gestelvorm te verkrijgen.

Op latere leeftijd hoef je alleen maar uit te dunnen en neerhangende takken te verwijderen.

Soorten

Van de va. 25 variëteiten noem ik de volgende:

Champion, Le Bourgeant, Bereczki, Portugal, Randa  zijn zelfbestuivend, d.w.z.  je hoeft maar één boom te planten. De meeste andere soorten zijn van kruisbestuiving afhankelijk, hebben dus voor vruchtontwikkeling twee bomen nodig.

   Terug naar het begin van de bladzijde.

     

Moerbei

Morus  (bot.)

Moraceae - moerbeziefamilie

Morus nigra

 

De moerbei is één van de bijzondere bomen die we in tuinen kunnen aantreffen. Omdat zij zeer oud kunnen worden (500 jaar of ouder) komen er op oude boerenerven en in kloostertuinen nog zeer oude exemplaren voor. Hoe ouder de boom is, hoe grilliger en schever de groeiwijze wordt.

 

Herkomst

De moerbei is een oude cultuurplant in Oost-en West-Azië. De bladeren van de witte moerbei zijn namelijk het favoriete voedsel voor de zijderups is. Zijde was in China ooit één van de belangrijkste exportproducten. Ook in Zuid-Europa werd hij voor dit doel geteeld.

 

Naamgeving

Het woord morus is afgeleid van de Griekse naam  moron voor de zwarte moerbei. De Romeinen hebben voor zijn verspreiding in Europa gezorgd.

vrouwelijke bloeiwijze    mannelijke bloeiwijze

 

Soorten en hun kenmerken

De witte moerbei (Morus alba)  is een 10 tot 15 m hoge fruitboom met een ronde kroon. Vaak groeit hij struikachtig. Hij heeft een open kroon met warrige vertakking. Uiteindelijk kan hij 5 m breed worden. Het is breed eirond tot hartvormig en heldergroen. De rand is grof gezaagd. De mannelijke bloemen zijn1,5 -3 cm lange lichtgroene katjes die in mei verschijnen. De vrouwelijke bloemen zijn gesteelde hoofdjes. Hieruit ontwikkelen zich braamachtige, rode schijnvruchtjes die een kleine noot omsluiten. Vogels zijn er dol op!! De witte moerbij is eenhuizig.

bessen van de witte moerbei

Hoewel deze aparte boom bij ons dus niet inheems is, doet hij het hier uitstekend.

Hij is ook geschikt als leiboom.

De zwarte moerbij  (Morus nigra) is een struik of middelgrote boom. De dichte kroon bestaat uit korte, knoestige en grillig groeiende takken. Bij oudere exemplaren is de stam vaak krom gegroeid. Het brede, eironde of hartvormige blad is glanzend groen en aan de bladtop toegespitst. Hij wordt bij ons geplant voor de sier of de oogst van de smakelijke rode tot zwartrode, zoete vruchtjes.

De Japanse moerbei (Morus bombycis) speelt nog steeds een belangrijke rol bij de teelt van zijderupsen in Japan. Het is een kleine, meerstammige boom met lange twijgen, hartvormige, donkergroene bladeren en zwarte, frambozenachtige, zoete bessen.

Morus alba 'Pendula' is een cultivar die niet hoger wordt dan 6 m. De takken groeien aanvankelijk loodrecht naar beneden, later meer inde breedte. De witte, soms roodachtige vruchten zijn eetbaar, maar flauw van smaak.

Morus alba 'Pyramidalis' heeft een zuilvormige groeiwijze. De takken groeien min of meer strak omhoog. De kleine witte eetbare vruchten zijn licht zoet van smaak.

bessen van de zwarte moerbei

In Japan groeien er in het wild ca. 700 soorten, waarvan er 21 gecultiveerd worden. In India is  Morus alba var. multicaulis vanwege zijn snelle groei en dikke, zachte bladeren de voor de zijderupscultuur belangrijkste soort.

Er bestaat ook een Russische variëteit, Morus alba var.tartarica. Hij is winterhard, gedijt uitstekend ondanks verwaarlozing en wordt graag als windbreker geplant in de Great Lakes Region van de V.S. Zijn bessen zijn alleen voor vogels genietbaar.

 

Waarschuwing!

Ik zou je willen afraden om een moerbei in de buurt van verharding te planten omdat daarop de rijpe vruchten uiteen spatten en onuitwisbare vlekken achterlaten. Ze zijn niet in één keer rijp, maar van augustus tot september.

 

Gebruik

Van de rijpe vruchtjes kun je jam of wijn maken. Sommige mensen eten de bladeren gestoofd als groente of voeren hen aan het vee.

Van het hout worden hockeysticks, tennis - en badmintonrackets of meubels vervaardigd. In China gebruikt men de bast voor de papierfabricage.

 

De takken kunnen als bindmateriaal of voor het vlechten van manden gebruikt worden.

Het sap van de vruchten zou helpen bij de bestrijding van tumoren, astma, bronchitis, hoofdpijn, epilepsie, slangenbeten en brandend maagzuur.

Japanse moerbei

 

Plantadvies

Op vruchtbare, lichte zandgrond zal de moerbei het goed doen. Een beetje kalk en regelmatige bemesting met stalmest zullen de groei bevorderen.

De beste planttijd is het najaar. Als vruchten wilt oogsten, moet je een tweehuizige of een mannelijke en een vrouwelijke moerbei planten. Zorg voor een ruim plantgat dat je met compost vult. De wortels van de Moerbei zijn zeer kwetsbaar, dus het planten moet zorgvuldig gebeuren.

In het begin zal hij snel groeien. De nieuwe scheuten kun je in de winter het beste toppen. Hier worden in het voorjaar nieuwe loten gevormd, en die zullen bloemen en vruchtjes dragen.

Vermeerderen kun je de moerbei het gemakkelijkst door te stekken. Dat gaat als volgt: je knipt in mei takken in stukken van 22-30 cm en zorgt ervoor dat er minstens 3 knoppen aan zitten. Die stop je in vochtige aarde. De takjes zullen gauw wortelen. Als het lukt, zullen zij in 6 weken een lengte van 75 cm  bereiken.

 

De moerbei is ongevoelig voor ziektes en ongedierte.

 

   Terug naar het begin van de bladzijde.