hoogstamboomgaard


De torenvalk

 

torenvalk

Momenteel is de Torenvalk de meest voorkomende dagroofvogel in vlaanderen. Haar opvallende jachtmethode, die men 'bidden' noemt, demonstreert ze dikwijls langs de bermen van onze wegen. Die jachtwijze gaf haar ruime bekendheid bij de automobilisten.

Rond 1970 nog was de Torenvalk hier een eerder schaarse broedvogel. Geleidelijk aan werd ze vrij algemeen. Het bestand in het Meetjesland schommelt jaarlijks om en bij de 50 à 70 broedparen. Ongetwijfelt heeft haar toename te maken met een lagere vervolgingsdruk en met het verbod op het gebruik van sommige bestrijdingsmiddelen in de landbouw. Toch speelt ook nog een andere belangrijke factor mee. Torenvalken bouwen zelf geen nest. In normale omstandigheden nemen ze een oud ekster- of kraaiennest in gebruik. Vanaf 1970 zorgden de vogelbeschermers voor speciale nestbakken. Die werden gretig benut. Vooral in grootschalige landbouwgebieden is ze daardoor in aantal toegenomen. Boomgaardbezitters steunen die maatregel, omdat ze het belang van die knaagdierenjagers, wat Torenvalken bij uitstek zijn, waarderen. Nochthans spreken die vogels nog andere voedselbronnen aan. In een gevarieerd landschap dat in vlaanderen toch is, vinden ze naast knaagdieren ook wormen, kevers, slakken en kleine vogels zoals mussen. In 1994 werden de jongen van verschillende nestbakken bijna uitsluitend gevoederd met spreeuwenjongen. Een ervaren Torenvalkvrouwtje kan na een zachte winter al de eerste dagen van april beginnen met de leg. Het mannetje moet er dan wel in slagen voldoende prooi aan te brengen. Op strenge winters volgt gewoonlijk een ietwat uitgestelde leg. Drie tot vijf jongen vliegen in juni of juli uit. Tijdens die periode vallen Torenvalken sterk op, vooral door het luidruchtige gedrag van hun jongen. Vroege legsels leveren de meeste jongen. Vanaf augustus verspreiden die zich in alle richtingen. Dit wordt dispersie genoemd. Het mannetje blijft in zijn territorium rondzwerven.

In slechte muizenjaren is de sterfte onder jonge Torenvalken bijzonder groot. Gemiddeld wordt de helft van die jongen minder dan één jaar oud.

Er is opmerkelijke doortrek van Torenvalken tijdens de maanden oktober en november. Het gaat dan om vogels uit noordelijker gebieden. Ze trekken naar Zuid-Europa en Noord-Afrika. Onze 'eigen' volwassen vogels proberen hier te overwinteren. Torenvalken worden in hun bestaan bedreigd door het verkeer, door chemische bestrijdingsmiddelen, door vergassing en verruiging van bermen en dijken en door ondoordachte bestrijding van kraaiachtigen.

Terug