hoogstamboomgaard


Spreeuw

spreeuw

Kenmerken

Een zwarte vogel (21 cm) met groene en purperen glans en korte staart.
Lange scherpe snavel, geel in de broedperiode; poten roodbruin. Fijne bevlekking op de kop, achterhals, rug en schouders.
In de vlucht is de driehoekige vorm opvallend; buiten de broedtijd ziet men de vogels min of meer in grote groepen (spreeuwenwolk).
De zang is een mengeling van kwetterende en ratelende fluittonen, hij heeft veel imitaties in zijn repertorium.

Habitat

In bosrijke gebieden met grazige vlakten, boomgaarden, veeweiden met geboomte rond boerderijen, ook in dorpen en langs wegen. Hij kan eveneens voorkomen in parken en in plantsoenen in de steden.

Voedsel

Hij voedt zich met levende insecten en hun larven, slakken, wormen en andere kleine dieren.
Ook bessen en vruchten van bomen en struiken. De spreeuw zoekt zijn voedsel overwegend op de grond.

Voortplanting

De spreeuw is een holenbroeder, dus in allerlei gaten en spleten in muren en bomen.

Zelfs onder dakpannen in dorpen en steden.

De 4 á 6 eieren worden door beide ouders gedurende een 12 tal dagen bebroed en de jongen verlaten het nest na ca. 3 weken.

Voorkomen

Onze broedvogels zijn gedeeltelijk standvogel en heel wat noordelijke spreeuwen trekken bij ons door

 

 

Terug