hoogstamboomgaard


Snoeien van fruitbomen

Snoeien is een vak apart en dat leert men niet uit een boek: men moet het gewoon doen. Het is veel leerrijker iemand met ervaring uit te nodigen om enkele uurtjes te helpen, dan urenlang in boeken te snuffelen. Hier een aantal handige, algemene tips om het snoeien toch enigszins te verduidelijken. Als de vruchten van laagstamfruitbomen na een vijftiental jaar klein en schurftig worden, is dit een duidelijke aanwijzing dat de bomen best vervangen worden. Als dit probleem zich voordoet bij de vruchten van hoogstambomen, is de tijd rijp om de eerstkomende winter de bomen eens grondig te snoeien. Gouden stelregel hierbij is dat er voldoende zon en licht in de kruin moet vallen, zodat er in het voorjaar sterke bloembotten kunnen gevormd worden. Er bestaat immers een levensgroot verschil tussen goed gesnoeide en niet of slecht gesnoeide fruitbomen met betrekking tot de vruchtkwaliteit en de ziektegevoeligheid. Een erkend snoeier uit de streek stelt het als volgt: Bij de meeste fruitbomen ontstaan de vruchten uit bloemknoppen, ook botten genoemd. De vruchten staan vooral op korte twijgjes, de zogenaamde kortloten, en minder op de langloten. Veel kortloten op de boom betekent veel en klein fruit, tenzij we uitdunnen in de lente. Langloten zijn onvruchtbare twijgen en een groot aantal ervan is natuurlijk niet wenselijk. Kortloten worden gevormd bij zwakke groei en langloten bij sterke groei. De snoei loopt nauw samen met de levensloop van een fruitboom: Een fruitboom moet de eerste jaren, tijdens zijn jeugdfase, sterk groeien om snel een voldoende grote kruin en stam te vormen. De boom maakt dan automatisch weinig bloemknoppen. Later, tijdens de productiefase, mag hij niet te sterk meer groeien, zodat hij nieuw vruchthout en voldoende bladeren zou vormen. Er zijn immers voldoende bladeren nodig om de vruchten te voeden en de sapstroom door de boom te trekken. De zwakkere groei bekomen we door zo weinig mogelijk te snoeien, want snoei prikkelt de groei. Voornamelijk de langloten mogen niet ingekort worden. Groeien er toch te veel langloten op de boom, snoei de meeste en hou alleen deze met de goede richting over. Heeft men te veel kortloten op de boom, snoei er een flink pak weg.

Kortom, een snelgroeiende boom maakt weinig bloemknoppen: een rijk bloeiende en vrucht dragende boom groeit bijna niet meer.

Uiteindelijk volgt de ouderdomsfase van de boom. Ondanks de snoei zal de boom nog weinig groeien. De boom produceert gestaag minder vruchten en begint af te takelen: zware takken breken af en de boom begint te rotten.

Ook de stand van de takken is voor de vruchtproductie van belang: verticale takken groeien veel en bloeien weinig; bij horizontale takken is het net omgekeerd Men kan dit euvel in juni verhelpen door éenjarige steile takken horizontaal uit te buigen, zodat ze het volgend jaar bloeien. Het beste ogenblik voor de snoei is afhankelijk van de soort. Algemeen kan men stellen dat appelaars en perelaars in de winterperiode gesnoeid worden, maar niet tijdens vorstperioden. Oudere appel- en perenbomen kunnen gesnoeid worden vanaf december tot maart. Zwakke groeiers snoeit men het eerst, omdat vroeg snoeien de groei bevordert; sterke groeiers snoeit men in maart, omdat laat snoeien de groei afremt. Om een betere vruchtzetting te bekomen, is een zomersnoei ook aangewezen (vanaf half juni voor peren en vanaf half juli voor appels). Dit brengt voldoende lucht en licht in de kruin en rond de vrucht.

Steenvruchten zoals kersen-, perziken- en pruimenbomen worden veel minder gesnoeid. Het beste tijdstip om deze te snoeien is na de bloei of na de pluk in de late zomer.

Als men plots tot het besef komt dat die oude, verwaarloosde fruitboom in de tuin eens deftig moet gesnoeid worden, dan loopt men het risico dat de boom zichzelf kapot gaat groeien door al die groeiprikkels die men hem geeft. Het is dus aangewezen om een meerjarenplan op te stellen voor het snoeien van verwaarloosde bomen. Veelal is het zelfs wenselijker om een aantal zware takken in hun geheel te verwijderen, dan vele kleine takjes weg te snoeien. Het is zelfs aan te raden dit te spreiden over zomer én winter om de sterke zomergroei wat te temperen. Dat komt de vorming van bloemknoppen het volgende jaar zeker ten goede.

Inzicht in de onderdelen van een fruitboom bevordert de kennis van het begrip snoei :

  • de stam: de lengte bij een halfstam bedraagt ca. 125 cm; bij een hoogstam ca. 200 cm.
  • de harttak: een dominerende en stevige tak die liefst vanuit de stam zo verticaal mogelijk groeit.
  • de gesteltakken: staan schuin op de harttak, liefst onder een hoek van 30°; het aantal varieert volgens de kruin; een ideale toestand bestaat erin dat men door snoei drie etages en een piramidevorm bekomt.
  • de vruchttakken: staan links en rechts op de verschillende gesteltakken; ze groeien ook onder een hoek van 30° en zoveel mogelijk weg van de gesteltakken, omdat ze anders met deze laatste concurreren; de bovenste groeien te sterk en de onderste te zwak, zodat het beter is om zowel de bovenste als de onderste te verwvijderen; bij de korte snoei (dit houdt in dat men een korte vruchttak bekomt) bedraagt de afstand tussen elke vruchttak ca. 20 cm; bij de lange snoei (dit houdt in dat men een lange vruchttak bekomt) ca. 50 cm.
  • de verlengenis: een stevige éénjarige twijg, die op het uiteinde van een gesteltak, de stam en/of de harttak staat; in de onmiddellijke omgeving ervan bevindt zich meestal een sterke twijg) die een 'concurrent' genoemd wordt.

Een fruitboom wordt doorgaans gesnoeid, opdat het licht alle delen van de boom zou bestralen. Ook zal de kwaliteit en kwantiteit van de vruchten positief beïnvloed worden. Zon laat de vruchten rijpen; zon en wind drogen snel de natte bladeren. Tevens zal de boom gezond blijven, omdat schimmelsporen minder kans krijgen om te ontkiemen. Een goede snoei verlengt tenslotte de levensduur van de boom.

Algemene richtlijnen bij de snoei van fruitbomen

Fruitbomen snoeien betekent dat de vormsnoei, of de onderhoudssnoei of de totale verjeugdiging wordt aangepakt.

De vormsnoei

Voor de vormsnoei

Na de vormsnoei

Met de vormsnoei, tijdens de jeugdfase van de boom, wordt het geraamte van de kruin gevormd. We streven ernaar om zo goed mogelijk de piramidevorm te benaderen. Bijgevolg worden hier in hoofdzaak de eindtwijgen of verlengenissen van de harttak en de gesteltakken gesnoeid. Stevige, rechte takken worden bekomen door van de verlengenissen ongeveer 1/3 weg te snoeien, juist boven een goed zichtbaar oog. Voor schuinstaande gesteltakken staat dit oog naar onder gericht. De harttak moet hoger gesnoeid worden dan de gesteltak, om de vorming van een tweede harttak te vermijden. Verlengenissen van de gesteltakken worden langer gesnoeid dan de onderstaande vruchttakken om te veel vertakkingen te voorkomen. Juist onder de verlengenis worden de langloten weggenomen, omdat deze anders concurrenten vormen voor de verlengenis. De gesteltakken proberen we de juiste richting te geven. Het wegnemen van de langloten gebeurt:

  • ofwel ruw = 'sleunen' (bij een jarenlang verwaarloosde boom);
  • ofwel fijn = vruchttaksnoei (bij een regelmatig gesnoeide boom).

De vruchttakken worden gevormd door goed gerichte langloten ongesnoeid te laten (de lange snoei) of in te snoeien tot ongeveer 10 a 20 cm (de korte snoei). Vruchttakken worden eveneens gevormd door het ongesnoeid laten van de langste kortloten, de 'brindillen' of twijgjes van 20 tot 30 cm lengte, en dit zowel voor korte als voor lange snoei. Op deze vruchttakken ontstaan dan het volgend jaar opnieuw lang- en kortloten.

De onderhoudssnoei

Voor de begeleidingssnoei

Na de begeleidingssnoei

Zodra zijtwijgen zich op de gesteltakken ontwikkelen, start de onderhoudssnoei en deze wordt zo lang mogelijk aangehouden. Dit gebeurt voornamelijk tijdens de productiefase van de fruitboom. Pas als er te veel kortloten zijn, worden deze uitgedund. De langloten daarentegen worden weggesnoeid, tenzij ze aan het uiteinde van de vruchttak staan. Bovendien moeten de langloten ook nog in de goede richting staan; wanneer zij immers te verticaal groeien, zullen zij nauwelijks of geen vruchten produceren. Groeit de langloot in de gewenste, horizontale richting, dan noemt men hem de 'sappentrekker' of verlengenis van de vruchttak. Elk jaar wordt de sappentrekker op het eerste zichtbaar oog naar onder gesnoeid (korte snoei) waardoor de vruchttak praktisch niet meer langer wordt. De korte snoei wordt enkel toegepast op perelaar, stekelbes, aalbes en rode bes. Bij lange snoei wordt de sappentrekker nog 1 tot 2 jaar ongesnoeid gelaten om de groeikracht te milderen en daardoor de vorming van kortloten te stimuleren. Er worden dan wel vruchttakken verkregen van 1 tot 2 m lengte. Zodra de betrachte lengte bereikt is en het aantal langloten op de vruchttakken niet meer vermeerdert, wordt de sappentrekker zoals bij de korte snoei op één oog gesnoeid. Een versleten vruchttak (na ca. vijf jaar bij appels) verjongen we door terug te snoeien op een jonge twijg; deze wordt dan een paar jaar ongemoeid gelaten. Dit wordt aangewend om de boom opnieuw productief te maken. Dit wordt bereikt door de dikke takken tot op 1/3 van hun lengte af te zagen. Probeer de piramidevorm zo goed mogelijk te bewaren en laat zoveel mogelijk jonge takken ongemoeid. Het beste tijdstip hiervoor is vroeg in de winter. Hou er wel rekening mee dat de tak enkele jaren onvruchtbaar zal zijn. Bij steenfruit (pruim, kers, perzik) kan dit evenwel niet: deze soorten overleven een dergelijke, drastische ingreep niet. Wanneer de productiviteit achterwege blijft, zit er niets anders op, dan het aanplanten van nieuwe exemplaren.

 

Wens je een open kruin zonder harttak.

dan volstaan 3 of 4 takken (harttak niet inbegrepen). Dit is mogelijk bij o.a. appel, pruim en kers.

appelboom met open kruin

 

Het is van groot belang om te snoeien om:

licht en lucht in de kroon te laten (vruchtzetting)
voldoende afstand te hebben tussen de gesteltakken.
geen groeistoornissen te veroorzaken voor wat de vruchtzetting betreft.

Sterk snoeien en te veel snoeien doet de vruchtzetting achteruitgaan
de takken in de juiste richting te plaatsen;
snoei geeft groei!
een evenwichtige vorm te geven aan de boom.


Uitbuigen

Vooral jonge bomen komen in aanmerking om d.m.v. van touw een juiste stand te geven aan zowel de gesteltakken (dit zijn de dikkere, stevige en vormbepalende takken) als de twijgen die bedoeld zijn als vruchthout.
"Gesteltakken" zijn in feite de dragers van het "vruchthout". Bij appel en meestal de pruim, vinden we 3 a 4 gesteltakken. Deze bepalen uiteindelijk de "bolvorm: van de kroon. Een perenboom heeft meestal van nature een "harttak" met diverse stevige zijtakken die het "vruchthout" dragen. We spreken dan van een piramidale vorm.

De natuurlijke groei van onze fruitbomen is naar boven gericht en wel in hevige mate. Let wel de groei maar we weten dat vruchtbaarheid en groei tegengestelde polen zijn. Door nu een opgaande tak (met zijtwijgen), als er ruimte voor is, neerwaarts te buigen, remt men de sapstroom. De voedingsstoffen komen dan ten goede aan de kleinere spoortjes en bloemknoppen.

Geef bij het aanknopen het touw een vrij grote lus om insnoeren van de tak bij diktegroei te voorkomen. We zetten het touw vast aan een paal, of aan de stam zelf. Na een maand is de stand blijvend en kan men het touw verwijderen. Hoever gaan we uitbuigen? Uitbuigen kan als correctie van de wintersnoei worden gezien, na een inknip op het eenjarige hout. We buigen zonodig de gesteltakken uit tot 60 a 65 graden (vanaf de grond gezien). Vruchthout buigen we uit tot ze ongeveer horizontaal staan. Bij slecht vruchtbare rassen willen we nog wel eens dieper buigen. We krijgen dan wel meer kans op het ontstaan van nieuwe twijgen op het hoogste punt van de buiging.Het hout is in de maanden juni en juli zeer "willig". Dikkere takken die niet in een keer de juiste stand bereiken, kan men in twee of driemaal verder buigen tot de juiste stand. De aanleg van bloemknoppen voor het volgende jaar vindt ook in deze maanden plaats.Is de inplanthoek van de twijg te steil (een concurrent van de verlengenis), dan liever niet gaan uitbuigen, maar deze verwijderen bij de zomersnoei. Een steil ingeplante tak wil later met de dracht vaak spontaan uitscheuren

Vormbomen snoeien

Aan alle vormbomen moet zomersnoei plaats vinden, anders gaat al snel de specifieke vorm waarin de boom of struik geleid is, verloren gaan. Zomersnoei of Loretta-snoei (genoemd naar het klooster Loretta bij de Burcht in Praag) is een extra snoei na de normale wintersnoei. Zomersnoei kan de hele zomer worden uitgevoerd. Hierbij worden alle nieuwe scheuten tot op 2 - 5 cm. teruggeknipt. Uitlopen van knoppen aan een in eerder stadium teruggeknipt takje is gebruikelijk. Het terugsnoeien van de nieuwe scheuten bevordert de vorming van bloemknoppen. In de winter moet op al deze nieuwe takjes met knoppen een selectie plaatsvinden: welke worden aangehouden en welke geheel worden verwijderd?

Pruimen snoeien

Omdat pruimen snel geïnfecteerd raken door de loodglans en kanker moet er altijd zo min mogelijk worden gesnoeid. Als u snoeit, doe dit dan alleen in het groeiseizoen. Oudere pruimenbomen of struiken worden midden zomer gesnoeid. De meeste pruimen dragen hun vruchten aan de basis van éénjarige scheuten en langs twijgen van twee jaar en ouder. In de zomer wordt een teveel aan zich ontwikkelende scheuten handmatig verwijderd door de zachte scheuten tussen duim en wijsvinger te nijpen. De overblijvende scheuten worden direct getopt door ze tot de helft van de lengte te nijpen. Onderhoudssnoei aan pruimen moet altijd gericht zijn op het openhouden van de kroon. Vooral in het hart van de boom/struik heeft een pruim de neiging veel scheuten te produceren. Deze dus in de zomer geregeld weghalen. Jonge leivormpruimen worden in het vroege voorjaar gesnoeid, wanneer de knoppen gaan zwellen. Kort de lengtescheuten met 2/3 in en snoei op een naar buiten staande knop. Bij leivormen wordt de harttak consequent verwijderd. Slecht of naar binnen groeiende scheuten en lot op de stam worden in hun geheel weggesnoeid.

Perzik snoeien

De perzik verlangt veel warmte een beschutting tegen vorst en regen. Uitsluitend een standplaats tegen een muur op het zuiden en dan nog het liefst omgeven met een muurkas levert veel vruchten op. Een in bloei staande perzikenstruik is wonderschoon. De bloeikleur is zachtroze. De perzik is een vroegbloeier: maart - april. Om vruchtzetting te krijgen is bestuiving door insecten nodig. Dat lukt maar weinig in die periode in ons klimaat. Handmatige bestuiving is dan de oplossing. Handmatig bestuiven door middel van trillen van de bloemen zorgt voor vruchtzetting. Perziken worden in de noordelijke streken voornamelijk in waaiervorm gehouden. In zuidelijke klimaten meestal in struikvorm. De waaiervorm kenmerkt zich door een korte stam van 1 - 2 meter hoog. Daaraan zitten 6 - 8 gesteltakken in een halve cirkelvorm. Aan tweejarige scheuten vindt bloei en de vorming van vruchten plaats. Het snoeien is gericht op de vorming van jonge scheuten op de gesteltakken. Vorm- en onderhoudssnoei kan alleen als de gesteltakken vervangen kunnen worden door jongere scheuten, waaruit gesteltakken kunnen worden gevormd. Snoei net voordat de ogen beginnen uit te lopen. Werk met goed schoongemaakt snoeigereedschap!

bloem- en scheutknop perzik Let erop dat op een spits toelopende naar buiten gerichte knop wordt gesnoeid. De bolle knoppen zijn de bloemknoppen. Bij snoeien in het voorjaar gaat het dus met name om verjonging van de perzik. De scheuten worden met eenderde van hun lengte ingesnoeid. Zomersnoei moet altijd uitgevoerd worden, waarbij jonge scheuten tot op vier bladparen worden teruggezet door deze tussen duim en wijsvinger te nijpen. De scheuten die zich lenen om een gesteltak te vervangen of een geschikte plaats op de gesteltak hebben om over een jaar vruchten voort te brengen, worden aangehouden en niet genijpt. Blijf telkens alert op de hoofdvorm, waarin de perzik moet groeien.
Een volgroeide perzik wordt na de oogst gesnoeid. De nieuwe scheuten en vervangende gesteltakken worden als ze minimaal 40 cm lang zijn getopt onder het laatste bladpaar. Zijscheuten aan deze scheuten worden teruggeknipt tot op 1 - 2 bladparen. De zijscheuten moeten een onderlinge afstand hebben van 10 - 15 cm. De jonge (hoofd)scheuten moeten worden aangebonden. Bind deze scheuten aan op bamboestengels en bevestig vervolgens de bamboestengels op/aan horizontaal gespannen draden.

Kersen snoeien

Net zoals bij de pruim worden jonge kersen pas in het voorjaar gesnoeid als de knoppen zwellen, want ook de kers is gevoelig voor kanker en loodglans. Oudere kersen moeten na de oogst gesnoeid worden. Haal beschadigde en zieke scheuten en takken altijd direct weg. Nieuwe scheuten aan takken, waaraan vruchten hebben gehangen, worden het liefst aangehouden, terwijl afgedragen scheuten zo ver mogelijk worden verwijderd. Jonge scheuten met een kwart van de lengte innemen. In het vroege voorjaar worden zo nodig enkele oudere gesteltakken verwijderd. Kersen hebben de eigenschap vooral aan de toppen vruchten te leveren. Door het wegnemen van 2 tot 3 gesteltakken per jaar kunnen zich nieuwe scheuten aan de boom of struik ontwikkelen, waaruit later gesteltakken worden gevormd. Het euvel van vruchtvorming uitsluitend aan het uiteinde van gesteltakken met scheuten wordt daarmee voorkomen.

Moerbei

De moerbei mag uitsluitend gesnoeid worden vanaf de herfst tot het begin van de winter. Door snoeien in de zomer zou de moerbei kunnen doodbloeden. Om een moerbei met schilderachtige kwaliteit te krijgen moet de boom de eerste vijf jaar 'opgeleid' worden als kroon op stam. Pas in het vijfde jaar kan de harttak worden verwijderd. Hierdoor krijgt de moerbei z'n knoestig en weerbarstig uiterlijk. Daarna is snoeien vrijwel niet meer nodig!

okkernoten

Een noteboom houdt niet van snoeien.U plant hem best op een voldoende open plaats,zodat hij zijn natuurlijke vorm kan aannemen. Haal om de vijf tot ten jaar,van oktober tot eind november,de jonge snel groeiende takken weg die verticaal in de kruin groeien en waterloten genoemd worden. Het hout van een notelaar is hol:snoeiwonden zijn dus zwakke plekken waar erg gemakkelijk parasieten of ziektes verschijnen.Snoei zo weinig mogelijk en vergeet de grote snoeiwonden (met een diameter van meer dan drie cm) niet in te smeren met een wondafdekmiddel.

Rode en zwarte bessenstruik

Het beste moment voor de struiken te snoeien is februari. Snijd elk jaar de oudste takken vlak boven de grond af zodat u telkens een tiental vruchtdragende takken overhoudt. Kies aan de voet van de plant een paar snel groeiende takken uit die binnen 1 of 2 jaar de dan weggehaalde takken zullen vervangen en kort ze voor de helft in. Haal zwakke, dode en in elkaar gegroeide takken weg.

frambozenstruik

Snoeien in juni,juli en/of september

Snoeien van een zomerdragende frambozenstruik: Snijd elk jaar in juli (na de oogst) de takken die vruchten hebben gedragen vlak boven de grond af. Wie niet onmiddellijk na de oogst heeft gesnoeid, kan de ranken die vrucht hebben gedragen aan het begin van de volgende lente weghalen. Ze zijn dan droog en kunnen vlak bij de grond afgebroken worden.

Snoeien van een herfstdragende frambozenstruik: In september (na de tweede oogst) haalt u de droge ranken weg die vrucht hebben gedragen in juni en juli door ze onderaan af te breken. Snoei de toppen van de ranken die de herfstoogst gedragen hebben.

Bramenstruik

Snoei elk jaar rond eind februari-begin maart de takken die vrucht gedragen hebben vlak boven de grond.Maak de andere takken in waaiervorm vast zodat de oppervlakte goed bedekt wordt. Kort ze in als ze de volgende struik raken.Snijd eventuele vertakkingen boven de tweede knop volledig weg.

Druiven

Snoei druiven tijdens hun rustperiode: van november tot februari.Wanneer u later snoeit, zullen de planten overvloedig 'bloeden'(vocht verliezen).

Het eerste naar na het planten : Snoei de scheut boven de vijfde of zesde knop vanaf de basis.

De eerste vier tot vijf jaar: Snoei alle vertakkingen van de verticale tak boven de vierde knop, behalve de bovenste. Deze snoeit u boven de vijfde of zesde knop vanaf zijn basis en bindt u verticaal op.

Het vijfde of zesde jaar : Zodra de verticale tak (de wijnstok) een diameter heeft van 3 cm, buigt u het soepele uiteinde om en maakt u het vervolgens op de gewenste hoogte horizontaal vast. Snoei deze tak boven de vijfde of zesde knop vanaf de kromming. Haal alle zijtakken onder de kromming weg. Haal tijdens de zomer de vertakkingen die naar beneden groeien weg en bind degene die naar boven groeien verticaal op, voorbij de kromming.

Jaarlijks vanaf het zesde of zevende jaar : Van half februari tot half maart Snoei de gesteltak boven de vijfde of zesde knop vanaf de basis van de scheut van het voorgaande jaar. Haal de wijnranken die druiven gedragen hebben weg. Snoei alle wijnranken die geen vrucht gedragen hebben boven de tweede, derde of vierde knop vanaf hun basis (afhankelijk van de variëteit, vraag om inlichtingen wanneer u de plant koopt). Als een overgehouden wijnrank meer dan twee knoppen draagt, dan haalt u met de hand het teveel weg zodat er één overblijft aan de basis en één aan het uiteinde.

Vanaf juni : Aan elke vertakking die in de lente gesnoeid werd, zitten nu twee wijnranken: snoei de wijnrank die trossen draagt boven de laatste tros en snoei de andere, zonder vruchten, op 50-60cm. Als een vertakking die in de lente gesnoeid werd twee wijnranken zonder vruchten heeft, dan haalt u die aan het uiteinde weg en snoeit u de andere op 50-60cm. Haal jonge takken weg die aan de basis groeien van vertakkingen die de winter daarvoor gesnoeid werden en ook de jonge takken die onmiddellijk op de gesteltak groeien. Snoei alle hechtranken weg.

Hazelaar

Snoeien van februari tot eind maart. Haal de grootste takken die geen vruchten meer dragen om de vijf jaar weg zodat u per hazelaar tien snel groeiende en productieve takken overhoudt. Haal de waterloten(bijna verticale takken)in het midden van de struik weg, evenals kruisende takken en zwakke takken aan de voet van de plant.

kruisbessenstruik

Snoeien in februari Snoei jaarlijks de oudste(minst productieve)takken vlak boven de grond. Haal ook zwakke, dode, verwarde en lage takken weg(vruchten te dicht bij de grond worden vuil).Zorg ervoor dat steeds een twaalftal productieve takken behouden blijft. Kort jonge, snel groeiende takken met twee derde of de helft in. Zij zullen binnen een of twee jaar de oudere takken vervangen.

vijgenboom

Snoeien in maart. Snijd in maart, wanneer het niet meer vriest, de oude takken die geen vruchten meer dragen weg,Haal het dode hout en de te zwakke takken weg.

Mispelboom

Snoeien van november tot eind maart. Snoei om de vijf jaar de dikste takken vlak boven jonge vertakkingen dicht bij hun basis. Haal te enthousiaste en bijna verticaal naar het centrum van de boom groeiende takken (waterloten) weg. Ook dood hout, dat bij de mispelboom vaak voorkomt, moet weggehaald worden.

Kiwiplant

Tijdens het eerste jaar: Kort in februari alle takken met de helft in. Maak ze als een waaier vast op de steun, zodat een zo groot mogelijk oppervlak bedekt wordt.

Mannelijke plant: Een kiwiplant met mannelijke bloemen(waar dus geen vruchten aan komen) snoeit u door takken weg te halen die elkaar kruisen, die ziek of beschadigd zijn, of die naar het midden van de leivorm groeien. Laat de secundaire takken (de iets dunnere) zitten, want daarop komen de bloemen. Haal om de 3 tot 4 jaar een oude gesteltak weg en kies een snel groeiende waterloot uit van de basis die hem zal vervangen.

Twee jaar na het planten: Kort de gesteltakken van december tot februari in tot op ongeveer 50 cm. Snoei ook hun zijtakken op 50 cm. Snoei de jonge takken op deze zijtakken boven de vierde of vijfde knop vanaf hun basis. Maak de takken vast op de steun. Jaarlijks: In februari Vlak voordat de plant weer begint te groeien, snoeit u de takken die het voorgaand jaar vrucht hebben gedragen boven de tweede knop na de laatste vrucht.

Begin Juli: Snoei de vruchtdragende takken boven het vierde blad na de laatste groep vruchten. Haal snel groeiende takken die uit de basis van de plant groeien weg, behalve de best geplaatste, want die moeten later niet meer productieve gesteltakken vervangen.

In augustus: Snoei de takken die op het uiteinde gegroeid zijn van de takken die u in juli snoeide, boven het tweede blad vanaf hun basis.

Om de drie tot vier jaar: Van december tot februari Verjong de vruchttakken door ze boven de tweede knop vanaf hun basis te snoeien. U kunt ze ook weghalen en vervangen door jonge takken die het voorgaande jaar gegroeid zijn (lichtgekleurde schors). Snoei deze vervangende takken dan boven de zesde of zevende knop vanaf hun basis.

 

Terug