hoogstamboomgaard


De Putter

( Carduelis carduelis)

distelvink

De Putter, ook wel Distelvink genaamd, was vroeger een vogel gehouden kooivogel, die ook bij vogelwaarnemers zeer geliefd is. De laatste tijd is het een cultuurvogel geworden, die vooral in het groen van de tuinsteden en in boomgaarden vrij sterk in aantal toeneemt. 
Eén van de fraaiste schouwspelen in de natuur is een groepje Putters, foeragerend op een grote distel, waarbij ze klingelende geluiden maken. Voorzichtig pikken ze de zaden uit de bloemhoofdjes, waarna ze in een dansende vlucht naar de volgende plant vliegen. 

Kenmerken: is één van de kleurigste inheemse vogels. De kop is wit-zwart met een rood ' masker, zijn rug is bruin, zijn stuit wit, staart en vleugels zijn zwart met een brede gele band over de vleugels. 
De zang is een aangenaam, vloeiend gekwetter, waarmee ze onderling contact houden. 

Habitat. typische cultuurvolger, plaatselijk in tuinen en parken, op woeste gronden, waar rijkelijk zaad aanwezig is (distels, paardebloem, klitten, kaardebollen). 

Voedsel: zaden die zowel van op de grond als uit de hoofdjes weggepikt worden. 's Winters 
ook zaden van bomen, 's zomers ook kleine insecten. Het dieet bestaat voor één derde uit distelzaad. 

Voortplanting: het door het wijfje gebouwde nest is een fraaie, tere kom van plantaardig materiaal, waaronder de distelpluis. Meestal ligt het goed verborgen tussen de bovenste takken van een kleine boom. 
Eind april, begin mei worden 4-6 eieren gelegd. De jongen blijven ca. 2 weken in het nest; ze krijgen opgebraakt voedsel van beide ouders en zijn de eerste week na het uitvliegen nog van ben afhankelijk. 

Voorkomen:, standvogel, en soms gedeeltelijk een trekvogel.

 

Terug